maandag 1 juli 2013

1762 Juni 15 Pieter Ott en de ontvoerde ruijter

in een jaagschuit

Notarieel Archief Hoorn 2570 Aris Ruiter 15-6-1762

Desen 15e juni 1762 compareerden voor mij Aris Ruijter openbaar notaris bij den Hove van Holland geadmitteerd binnen Hoorn residerende ter presentie van de nabesz: getuijgen

D E Gerrit Jansz van Ommen ruijter onder het regiment van den generaal majoor van Regteren in de comp. van den Heer Rikmer? ter Grave van Regteren guarnisoen houdende binnen Utrecht jegenwoordig gearresteerde bij het guarnisoen binnen deze stad, Pieter Otte meester kleermaker, Joost Costerus, Jan Groenewoud mr. koperslager ende Benjamin Lambertsz [*zie onder] vodde koopman alle burgers en inwoonders binnen deze stad, dewelke ter requisítie van den wel Ed. gestr. Heer en mr. Willem Huijghens hooftofficier der stad Amsterdam A.O. hebben getuigt ende verklaart hoe waar is.

Ende eerstelijk de eerste deposant, dat hij op den 28e maij deses jaars verlof verkregen hebbende voor de tijd van veertien dagen om te gaan na Ommen, dien zelven avond naar Amsterdam is vertrokken en aldaar anderen daags des morgens aangekomen zijnde zijn intrek heeft genomen bij een hospes genaamt Boorn wonende in 't witte paart in de Oranjestraat (p.2) te Amsterdam, alwaar hij zijn montering en manteldek met de daat in zijnde verschoning als anders gelaten heeft en een blauwe gestreepte kiel hem deposant in eijgendom toebehorende aangedaan hebbende dan mede is uijtgegaan en een weinig omgewandelt hebbende wederom is gekomen in de Oranjestraat met voornemen wederom naa zijn logement te gaan, alwaar hij door zeekere persoon welke hem naderhand is onderrigt geworden genaamt te zijn Dirk Hendrik de Wijk?? en zijnde een knegt of ronselaar van ene Jan Bomquette volkhouder? te Amsterdam is aangesproken en gevraagt of hij ook dienst sogt als stalknegt of koetsier door hem is beantwoord geworden mooglik jaa indien ik naa mijn ..? te regt konde komen, waar op voorn knegt zeijde, gaat dan met mij mijn baas zal ons wel een dienst besorgen dat hij deposant als dan heeft gesegt ik moet eerst nog wat in mijn logement weezen, gelijk hij met voorn. gegaan is en aldaar hem heeft getracteert op een glas genever, sittende dies tijdt daar eenige boeren uijt Waterland, welke hem ..? boeren dienst om te arbeijden aanboden, 't welk door hem beantwoord wierd neen, ik ben een ruijter en daar om woud ik liever in een stal of voor koetsier dienen, dat die boeren daarop tegen voorn. knegt hebben gezegd, je hoort nu dat die borst een ruijter is past wel op dat je hem niet ronselt, 't welk door de knegt beantwoord wierd neen daar staat een koetsier die heb ik laast nog een dienst besorgt dat hij depost. vervolgens daar op met voorn. knegt is gegaan na het huijs van Jan Bomqette en daar binnen gekomen zijnde wier hem door de knegt gevraagt wat hij luste en zig daar (p.3) inne onverschillig tonende wirdhem een glas brandewijn gegeven en het zelve aan een ander al gebragt hebbende het zelve niet wederom heeft gezien? dat hij depost. aldaar eenige tijd vertoeft hebbende hem het wagten begon te verdrieten, zeggende ik moet weg en naa mijn logement toe wat heb ik hier verteert, dat de knegt daar op heeft geantwoord negen stuivers welke hij dan ook betaald heeft, dat hij depos. willende vertrekken, door die knegt is toegesproken, wilt gij er uijt, gij land dief, stotende hem met zijn vuijst met eene op de borst waar door hij agter of in een glasen kas gevallen is, dat hij door die knegt als dan bij de arm genomen is en hem depos. gedwongen om in een vertrek te gaan twee trappen hoog alwaar een tafel geset wierd om wat te eeten, dat daar op Jan Bomquette thuijs gekomen zijnde die zelven knegt tegen zijn baas zeijde hij wil weg en ik heb drie gulden verschoten aan een vis wijf om op hem te passen, dat Jan Bomquette daar op heeft gesegt kom aanstonds geld of anders niet weg, 't welk alsoo den depo. niet hadde en haar versogt om naa zijn logement te gaan om het geld te besorgen zulks is geweigert geworden en hij daar en tegen gedwongen om aardappelen met vlees te eeten, 't welk hij wegens benauwtheid niet kunnende doen door die knegt met het mes in de hand onder het zeggen indien gij niet eet zoo gaat er dat deur heen, hij depos. daar op in die verlegentheid twee aardappelen genuttigd heeft en daar naa gevraagt zijnde of hij genoeg gegeten had, en met jaa beantwoord zijde zeide die knegt allon nu na boven toe, 't welk hij depos. (p.4) weigerde te doen en dar op beginnende te schreeuwen door die knegt op het hooft in 't hair is aangegrepen, voor over gerukt en alsoo op de grond leggende door hem met de voet voor zijn hooft en neus zoodanig geschopt dat zijn neus en mond daar door vreeselijk gebloed hebben dat Jan Bomquette daar op aangekomen zijnde heeft gesegt wil die keerel niet naa boven toe ik zal hem wel beenen maken grijpende een end touw of dag het welk door de depos. gesien zijnde hij als dan na boven is gegaan alwaar hij vijf dagen bewaart geworden zijnde, nae dat hij saturdag bevorens aldaar in maniere voorsz. gekomen zijnde hem door de knegt in de benedenkamers zijn tabaksdoos ter waarde van dertig stuijvers en al zijn geld bedragende naa zijn beste onthoud vijftien a sestien stuijvers was afgenomen en dingsdag daar aan volgende door die zelven knegt zij pas afgedwongen en aan de vrouw van Jan Bomquette overgegeven, door die zelve knegt de vrouw van Jan Bomquette en haare kinderen in geselschap van nog een jong borst is getransporteert geworden naa buijksloot, hebbende hem een wit grijse jas aangetrokken en hem aangesegt dat zij hem zouden brengen bij de capiteijn en dat hij daar tegen zeggen moest dat hij een koopmanszoon was, te buijksloot gekomen zijnde heeft hij deposant aldaar gevonden een persoon welke hij naderhand heeft verstaan te zijn Pieter van den Broek volkhouder binnen deze stad en hem met dien jonge borst aan dezelve overgegeven hebbende en voorn. jas wederom van zijn rug afgenomen hebbende is hij alsoo in de trekschuijt gegaan, vindende in dezelve veel volk, dat hij depos, tot (p.5) aan het schouw genadert zijnde en staande in de klap van de schuijt aldaar door een of twee van die boeren welke hij op saturdag voorsz. in 't witte paart hadde ontmoet, door dezelve is aangesproken en gevraagt waar hij naartoe ging, en aan die boeren zijn beklag doende van voorsz. zijne aangedane mishandelinge verder is voorgevaren en in de schuijt gaan sitten.

Ende verklaarde de vier volgende deposanten dat de eerste depos. hem Gerrit Jansz van Ommen heeft aangesproken en gevraagt hoe hij zoo droevig was en wat hem ontmoet was en al het zelve in maniere voorsz verhaalt hebbende, dat hij eerste depos. daar op heeft gezegt zijt gij in dienst van het land dan behoeft gij niet te varen of ouw te laten ronselen, dat als daar mede in de schuijt present was een koopman genaamt Gerrit Outkoop reijsende met een stoffe kraam op de kermissen en jaarmarkten welke de parthij voor hem Gerrit Jansz mede opvattende tegen Pieter van den Broek heeft gezegt gij zult uw met die man niet bemoeijen ik zal de vragt voor hem tot Hoorn toe betalen, gelijkk hij ook deede, dat Pieter van den Broek in den beginne daar tegen wel eenigsints protesteerde, dog heeft hem verder aan de directie van haar deposanten en andere passagiers overgelaten; dat zij vervolgens binnen deezen stad aangekomen zijnde‚ hij eerste deposant met voorn. Outkoop en nog drie andere passagiers met hem Gerrit Jansz zijn gegaan naa den commandant van het gamisoen alhier genaamt Thierrij en aan dezelfde (p.6) van dezer zake behoorlijke kennisse gegeven hebbende is hij Gerrit Jansz op zijne ordre door een onder officier gebragt op de dragt ter bewaringe.

Nog compareerde d.E Hannes Gerlach [*zie onder] wachtmeester in den compagnie van de overste van Willemsdorf garnisoen houdende binnen deze stad, dewelke ter requisitie vanalsvooren heeft getuijgt en verklaart hoe waar is, dat hij op den 4e junij zijnde vrijdag naa dat voorn. Gerrit Jansz savonds bevorens onder bewaring op de hooftwagt was gebragt hij depos. op ordre van den voorn. heer commandandt Thierrij onderzoek zoude doen {naa twee brieven bij Pieter van den Broek van Jan Bonket wees? dezelve woonde} voorn. knegt van Jan Bonket heeft gevonden ten huijse van Pieter van den Broek volkhouder alhier ende aldaar eerst Pieter van den Broek en daar naa den knegt zelve gevraagt hebbende of hij was de knegt van Jan Bonket en geantwoord door beijde van neen dog door de laatste met bijvoeging dat is het soontje van Jan Bonket wij sende daar op aan een jongeling van tien a twaalf jaar, welke immediaat in zijn sak tastende aan hem deposant overgaf zeker papier zijnde de pas van Gerrit Jansz voorn. zijnde aan hem dep. des voorde middags door Pieter van den Broek twee eijgen handige brieven geschreven door Jan Bonket aan hem overhandigt geworden, dat hij deposant bemerkende dat weer voorn. knegt van Jan Bonket zig zogt van daar te schikken hij dep. daar op naa voren zijnde gegaam ook bevond dat hij reets uijt het buijs de weg op naa de herberg de prins was gegaan dat hij dep. daar op hem van agteren is vervolgt

[toegevoegd in marge:] {en hem heeft aangesproken en gezegt gij moet niet weg gij moet met mij mede gaan, en ... met hem depos ten huijse voorz. terug gekomen zijnde een glas sterken drank 't welk hij ...? hadde geeijscht leedig gedronken hebbende door hem depos. vervolgens op de wagt is gebracht geworden en hem aldaar in bewaringe genomen? mandaert? hebbende is gegaan naa voorn. heer commandant en dezelve van dit zijn verrigte rapport gedaan, waar naa hij deposant verstaan heeft dat hij commandt. dien knegt aan dien heer hoofdofficier dezer stad ter bewaringe overgegeven heeft.}

waar mede de respectieve deposanten deeze hun verklaringen eijndigende geven voor redenen van wetenschap ieder hun gedeposeerde alsoo te hebben gehoort, gesien en bij gewoont als in den text, bereijt en te vrede zijnde het zelve nader des gerequireert wordende met eede gestand (p.7) te doen.

Aldus gepasseert binnen Hoorn ter presentie van Simon Swart en Jacob Swart als getuijgen.

dit merk steld Gerrit X Jansz
Pieter Ott
Yoost Costeres
Jan Granewoudt
Benjamin Lammers
Joh Gerlach
Simon Swart
Jacob Swart
A. Ruuijter, not.

[* genealogische aantekeningen]

Johannis Gerlach, "wachtmeester in het regiment Guardes Dragonders in het garnizoen bij Leiden"; otr. 14-6-1760 Hoorn/ att. voor tr. 22-6-1760 Leiden (wedr. Hoorn/ j.d. won. Hoorn afk. Bernau in Osnabruck en Leiden) Anna Catharina Maria Riepen; zoon: Johan Casper, ged. rf 2-11-1762 Hoorn

Benjamin Lammers; otr. 1-3/ geh. 16-3-1766 Hoorn (j.m./ j.d. beide Oost geref.!) Deborah Abrahams; BJ genoemd als vader van Isaac Benjamins; otr. 3-11-1792 Hoorn (j.m. Hoorn/ j.d. Mannheim, prodeo, joods) Judith Josephs

Geen opmerkingen:

Een reactie posten